“Ik combineer in het dagelijks leven drie banen en draai daardoor per week al gemiddeld wat meer uren dan normaal, pakweg zo’n vijftig, maar in de coronacrisis explodeerde dat aantal tot ruimschoots het dubbele. Het werk ging zeven dagen per week door, ik was van ’s ochtends zeven tot ’s avonds tien, elf uur in de weer. In MMA-piketweken, waarin ik vraagbaak voor ambulance- en meldkamer personeel ben, hield het ook ’s nachts niet op. Het was ongekend.”

“Normaliter werk ik drie dagen per week als anesthesioloog. Maar doordat alle reguliere zorg stil kwam te liggen, veranderde mijn baan in het ziekenhuis werkinhoudelijk sterk. Mensen in slaap brengen op de operatiekamer was er niet langer bij. In plaats daarvan werd ik in VUmc verantwoordelijk voor het opzetten en inrichten van een Mobiele Intensive Care Unit (MICU), inclusief het verzorgen van de roosters en de planning.”

“Als locatie VUmc hebben we normaal gesproken geen MICU, omdat ooit is afgesproken dat die bij locatie AMC zou komen te staan. Zonder COVID-19 volstaat dat, maar in deze crisis was één MICU volstrekt onvoldoende. Met de MICU hebben we op het hoogtepunt van de crisis veel patiënten die moesten worden opgenomen op de IC - in een ziekenhuis waar geen plek was of waar de juiste zorg niet kon worden gegeven - naar andere plekken in het land vervoerd. We hebben onder andere veel patiënten uit Brabant weggehaald. Er zijn door Amsterdam UMC voorbereidingen getroffen voor maximaal zeven MICU’s als de crisis volstrekt uit de hand zou lopen. Gelukkig hebben we dat stadium nooit bereikt.”

“De extreme drukte was er vrijwel ineens en heeft minstens zes tot zeven weken aangehouden, met name omdat in die tijd ongelooflijk veel moest worden geregeld en geborgd voor de veiligheid van zowel patiënten als personeel binnen ambulancezorg. Na die periode keerde de rust langzaam een klein beetje terug, ook omdat iedereen inmiddels wist waaraan hij toe was en hoe er gehandeld moest worden. Dat moment kwam als geroepen, want privé was de weerslag eveneens groot. Mijn vrouw werkt net als ik in de zorg en ging van 31 uur ook ineens naar vijftig tot zestig uur per week. We hebben twee kinderen van zes en negen jaar en zouden het nooit hebben gered zonder de mantelzorg van familie en vrienden en de noodopvang. In de piek hebben we onze kinderen ook amper gezien. We werden letterlijk geleefd. Gezien de omstandigheden onvermijdelijk, maar niet minder frustrerend.”

“In die hele hectische periode was het wél een voordeel dat we allebei in de zorg werken. Je weet van elkaar wat er gebeurt, wat je meemaakt, hoe het zit. Kom je een uur later thuis dan afgesproken, dan hoef je niets uit te leggen. Het geeft geen ruis en dat is in die allesoverheersende drukte fijn. En hoewel onze gesprekken onvermijdelijk veel over corona gingen, namen we ook vaak bewust afstand. Gingen we een serie kijken of zo, iets doen wat ontspant. En als we de kinderen zagen dan dwongen die ons wel om het over andere dingen te hebben. Zo gaat dat gelukkig nu eenmaal.”

“Als zorgprofessional had ik voor de uitbraak van deze crisis – januari, februari – nog de illusie dat het om een soort griep ging en dat het grootste risico veel uitval door ziektegevallen zou zijn. Daar ben ik écht helemaal van teruggekomen. Dit beestje wil je niet tegenkomen, bij longproblemen kun je echt heel ziek worden. Door wat ik klinisch op de intensive care tegenkwam, ben ik als medisch manager zeker anders gaan handelen en ben ik rechtlijniger geworden in diverse soorten crisisoverleggen. Dat gold met name ten aanzien van de kwetsbaarheid en veiligheid van medisch personeel. Vooral als het ging om persoonlijke bescherming ben ik soms echt op mijn strepen gaan staan en heb ik geen concessies gedaan. Mijn werk in de praktijk heeft me in die zin geholpen als medisch manager in de ambulancezorg de best mogelijke beslissingen te nemen.”

“Dat de situatie weer redelijk is genormaliseerd, is fijn. We komen ook thuis weer aan leuke dingen toe, zoals met het mooie weer deze week bijvoorbeeld een ontbijtje op het strand nadat we de kinderen net naar school hadden gebracht. Zo proeven we weer een beetje van het leven. Heel plezierig.”