“Half maart ging de telefoon. De gemeente. Er waren met spoed bedden nodig voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen. Of wij iets konden betekenen. Het ging om een eerste opvangfaciliteit, voor maximaal zes weken. Wij hebben hier twaalf bedden, verspreid over drie units. Die zijn speciaal neergezet voor de seizoenarbeiders die hier werken. Maar die waren vrijwel allemaal net weer naar huis, omdat het werk erop zat. Dus ik heb gezegd: prima, kom maar.”

“Het had voor ons wel de nodige voeten in de aarde. Die mensen hadden alleen hoogstnoodzakelijke spullen bij zich, hadden geen beddengoed mee of wat ook. Ik heb een oproep gedaan in een WhatsApp-groep, dat was voor beddengoed gelukkig meer dan voldoende. Een paar vrienden hebben de units vervolgens schoongemaakt en een paar anderen hebben de koelkasten gevuld. Binnen 48 uur was de klus geklaard, mooi op tijd. Uiteindelijk arriveerden rond 25 maart de eerste mensen.”

Paul van Egdom
Paul van Egdom

“We hebben hier vooral vluchtelingen opgevangen die huisdieren mee hadden. Jonge kinderen waren geen optie vanwege de bedrijfsactiviteiten hier, dat heb ik meteen aangegeven, maar huisdieren konden prima. Zo hadden we een gezin met een oudere dochter en een kat, maar ook twee nichten, van wie één een dochter van 16 jaar bij zich had. Die hadden vijf katten mee. Later kwam er ook nog een moeder van 78 jaar bij. Er was ook nog een jong stel. Zij was Oekraïense en had haar moeder mee; hij kwam van origine uit Ghana. Ze hadden elkaar op de universiteit van Kiev leren kennen.”

“Alles bij elkaar hebben we hier tien mensen opgevangen. Allemaal waren ze toen ze aankwamen verreisd en vooral totaal uitgeput. Ik weet niet hoeveel ze van alle oorlogstaferelen hebben gezien, maar ik denk meer dan ze hebben verteld. Ze functioneerden puur op adrenaline, hebben zeker vier weken nodig gehad om een heel klein beetje tot rust en tot zichzelf te komen. Dat is uiteindelijk gelukt, maar toen ze aankwamen waren het echt opgejaagde oorlogsvluchtelingen.”

“We hebben hier een gezelschap gehad dat werd gebracht op een dag dat het verschrikkelijk slecht weer was. Grauwe lucht, storm, regen, de West-Friese polder op z’n lelijkst, zeg maar. Die mensen kwamen uit Rotterdam. Het eerste wat ze wilden was die bus weer in, mee terug. Maar dat kon niet, want de chauffeur ging de andere kant op. Ik heb toen gezegd: ‘Ga eerst nou maar gewoon slapen, dan zien we daarna wel verder.”

“De dag erna heb ik ze eerst laten uitslapen. ’s Middags heb ik ze opgezocht om te kijken hoe en wat. Het eerste wat ik hoorde was dat ze hier helemaal nooit meer wegwilden. Dat was een beetje wat ik wel had verwacht. Die aankomst was niet leuk natuurlijk, met rotweer op een bedrijf in een uitgestrekt polderlandschap. Maar onze units hebben veel comfort. Goede bedden, keuken, badkamer, tv, koelkast, wasmachine. Dat betekende voor die mensen vooral ook privacy. En dat hadden ze al even niet meer gehad.”

“Het was de bedoeling dat de vluchtelingen hier maximaal een week of zes zouden blijven. Dat is veel langer geworden, ook omdat er op dat moment geen harde noodzaak was dat ze weggingen en elk bed er één was. De eersten vertrokken eind juni, daarna nog een deel half juli en de laatsten zijn nu net pas een week weg. Allemaal zijn ze doorgestroomd naar andere opvangplekken. Dat moest nu ook echt, want ik heb de units weer hard nodig voor het bedrijf. Voor ons zit de piek van het werk er aan te komen.”

“Met de vluchtelingen die hier verbleven heb ik goed contact gehad. Er is echt wel een band opgebouwd. We hebben geprobeerd er voor hen het beste van te maken. Ze hebben huis en haard achtergelaten, ik weet niet hoe dat moet voelen, maar die wetenschap was voldoende om ze hier niet aan hun lot over te laten. De gemeente heeft daar ook een belangrijk aandeel in gehad, die was in alle opzichten enorm flexibel. En we hadden steun van een werkelijk fantástische vrijwilligster, Charlotte Schuurman. Niets was haar te veel. En altijd oog voor de menselijke maat. Ze runt nu samen met anderen de centrale opvang in Andijk.”

“Ik kreeg zelf al vrij snel het idee deze mensen werk aan te bieden. Dat is ook gebeurd. We hadden nog wat bloemen in de kas en verhuren een deel van onze schuur aan een pioenrozenkweker. Die had mensen nodig. Drie waren er op dat moment al bij een ander bedrijf in de buurt bezig, vier anderen hebben het aanbod aanvaard. Die zijn via ons in de pioenen aan de slag gegaan en dat beviel zo goed dat ze nu nog voor ons werken.”

“Het geeft een goed gevoel als je mensen zo kunt helpen. Je kunt alleen maar hopen dat het zo goed uitpakt als ze zo beschadigd en uitgeput aankomen. De dankbaarheid die ze hebben getoond, is hartverwarmend. Dat ze zolang zijn gebleven en een aantal hier nu werkt is ook veelzeggend. Ik vind het mooi dat we dit voor medemensen in acute nood hebben kunnen doen.”