“Als zorg- en veiligheidshuis coördineren we de hulp en begeleiding bij complexe zorg- en veiligheidskwesties. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om mensen met verward gedrag die voor onveilige situaties in de wijk zorgen, om mensenhandel, de groepsaanpak van criminele jongeren of om draaideurcriminelen die vrijkomen. Altijd is zowel een justitie- als zorgpartner betrokken, bijvoorbeeld politie en GGZ. We bespreken bijna 1.000 gevallen per jaar.”

“De coronacrisis drukt een onmiskenbaar stempel op ons werk. Normaliter breng ik partijen bij elkaar en zorg ik dat de juiste mensen letterlijk samen aan tafel zitten. Momenteel is het onmogelijk bij elkaar te komen. En ik merk dat dat het overleg soms bemoeilijkt.”

“In onze overleggen is er regelmatig discussie. Dat is logisch en onlosmakelijk verbonden met de vraagstukken. Soms vindt de politie dat een bepaald persoon écht onder de hoede moet komen van de GGZ, maar werpt de GGZ tegen dat iemand te agressief is en bijvoorbeeld ook hulpverleners mishandelt. In zo’n discussie gaan de argumenten over en weer. Aan tafel gaat dat vele malen beter dan telefonisch, de interactie is dan totaal anders.”

“In onze overleggen kunnen stiltes vallen omdat mensen tevreden zijn, maar ze kunnen ook ontstaan uit ongemak. Als je samen in een ruimte bent, dan voel je dat verschil. Nu niet. Ik ken al onze partners heel goed, maar zie nu niet hoe de mensen na het overleg naar buiten gaan. Ik mis de nuance. Dat maakt het lastig. En het zijn al complexe gevallen waarover we spreken. Het is alle zeilen bijzetten om te voorkomen dat het ten koste gaat van de aanpak.”

“Ondanks alles draaien we op volle toeren. De eerste weken werd nog wel eens een overleg uitgesteld. Maar iedereen ziet dat dit langere tijd gaat duren. En de overleggen zijn nodig. De gevallen dringen zich onontkoombaar op. Veel situaties zijn te heftig om te negeren. Ernstige onveiligheid in de wijk bijvoorbeeld duldt geen uitstel.”

“We doen samen wat we kunnen om alles in goede banen te leiden. Maar ik hoop dat we na 20 mei in staat zijn vaker bijeen te komen. Deze overleggen vergen veel van de deelnemers, al leidt deze situatie ook tot nieuwe inzichten, zo eerlijk moeten we wel zijn. Het forceert een werkwijze die we straks incidenteel best kunnen blijven gebruiken.”