“De gemeentes waarvoor we al regelmatig werk deden, hebben ons vanaf het begin van de coronaperiode ingeschakeld. Met name in de BUCH (Bergen, Uitgeest, Castricum en Heiloo, red.) -gemeenten hebben we het afgelopen halfjaar structureel medewerkers ingezet als toezichthouder. Rondjes maken door het centrum, de wijk en langs erkende hangplekken. Lopend, fietsend en met de auto. We mogen mensen niet op de bon slingeren, maar we kunnen ze wel aanspreken op hun gedrag. Daarnaast hebben we korte lijnen met de gemeenten en de politie. De samenwerking is perfect. Als handhaving écht noodzakelijk is, dan kunnen we bellen met een piketnummer en staan ze er zo.”

“Ons werk voor de gemeenten in coronatijd is vooral preventief. Ik zeg altijd: we zijn een gastheer op straat. We zijn aanwezig, helpen, adviseren en houden in de gaten of alles volgens de regels gaat. Specifiek in verband met de coronamaatregelen zoeken we daarnaast de plekken op waar met name jongeren vaak samenkomen en spreken we ze indien nodig aan op hun gedrag.”

“Toen de cafés, restaurants en dancings afgelopen zomer weer mondjesmaat opengingen, zijn we in Egmond en Bergen partner geweest in een project waarin we de horeca hebben ondersteund in de omgang met gasten. Voor horecaondernemers is dit een barre tijd. Ze willen gastvrij zijn, maar dat is momenteel moeilijk en het is soms nog lastiger om alle beperkingen uit te leggen. Voor ons is dat gemakkelijker. Ik vond het een heel mooi traject, waarin we ondernemers echt hebben kunnen helpen.”

“De horeca is normaal gesproken onze ‘core business’. Dat is nu totaal anders. Momenteel opereren we voornamelijk in de openbare buitenruimte – met een accent op de avonduren en de weekeinden. Doordat alles om tien uur ’s avonds dicht moet, gebeurt er meer op straat. De jeugd wil stappen, plezier maken. Dat kan nu even niet, maar ze gaan wél op zoek naar vertier.”

“Ook hebben we te maken met een geheel andere dynamiek. In de horeca zijn de mensen meestal vrolijk, ze zijn uit, hebben lol. Natuurlijk zitten er raddraaiers tussen, maar die roep je tot de orde en als ze lastig blijven dan zet je ze het café uit. Nu hebben we te maken met mensen die per dag somberder en geïrriteerder worden. Ze zijn prikkelbaar en hebben het helemaal gehad met al die regeltjes. Ze willen hun gang kunnen gaan, maar dat kan slechts beperkt. Naarmate de tijd verstrijkt wordt die dialoog er niet gemakkelijker op. Mensen zijn het écht zat, dat merk je.”

“Ik vind deze coronatijd met niets te vergelijken. Normaliter hoef je in ons werk niet te letten op groepsgroottes of onderlinge afstand. De laatste zes maanden is het ongeveer prioriteit nummer één geworden. Op straat, maar ook bijvoorbeeld op het strand. Afgelopen voorjaar, nog voor de eerste versoepelingen, was het aan zee door het prachtige weer vaak al enorm druk. In Bergen aan Zee met name was vaak sprake van grote groepen jongeren. Daar gaan we in opdracht van de gemeente dan op af. Preventief. Jongens, afstand houden. Natuurlijk, soms word je weggehoond of kom je in discussies. Dan is het zaak je rug recht te houden, met begrip en gevoel voor hun positie. Maar uiteindelijk moeten ze wél luisteren, anders halen we de politie erbij.”

“Na ruim zes maanden coronamaatregelen overheerst bij mij vooral het beeld dat aan het praten maar geen einde komt. Je blijft maar waarschuwen. Dat mag een keer stoppen. Zeker als het gaat om vervelende types die er elk weekeinde weer een potje van maken, het verzieken voor anderen en keer op keer niet luisteren, zeg ik: laten we doorpakken. Leg ze tijdelijk een horecaverbod of gebiedsontzegging op. Laat het ze voelen. Met een boete raak je ze niet, met een gebiedsverbod wel, want ze willen niets liever dan chillen met hun vrienden. Ik zeg niet dat we ermee moeten strooien, maar als we drie of vier keer hebben gewaarschuwd en er verandert niets, dan houdt het op. Dan mag je best een keer een voorbeeld stellen.”