“Veel van wat ik momenteel lees en hoor gaat over negatief gestemde, onverschillige jeugd. ‘Fuck corona’, die categorie. En natuurlijk: die is er. Ook hier hebben we groepjes die in het park hangen, een wietje roken en ‘tyfen’ op alles. Maar zij bepalen niet het beeld. Als ik om me heen kijk, dan zie ik jeugd die zijn best doet zich aan te passen, die zich positief opstelt, die de regels respecteert. Natuurlijk hebben ze vragen en betwijfelen ze soms het nut van maatregelen, maar ze houden zich er wel aan.”

“Jongeren vinden momenteel veel dingen lastig. Afstand houden, niet mogen samenkomen in grote groepen, niet samen kunnen afspreken bij iemand thuis, een verjaardag niet kunnen vieren, ouders die niet mogen komen kijken bij het sporten. Maar ik vind wel dat ze heel vindingrijk zijn en dat ze snel schakelen. Ze beeldbellen bijvoorbeeld in groepen, dat is echt iets wat vóór de coronaperiode misschien incidenteel eens gebeurde, maar niet met de vanzelfsprekendheid waarmee ik dat nu zie.”

“De aanscherping van de regels dit najaar heeft er minder hard ingehakt dan de ‘lockdown’ van afgelopen voorjaar. Toen tastte iedereen in het duister. Scholen dicht, sportclubs dicht, buurthuizen dicht, jongerencentra dicht. Het dagelijkse leven zoals ze het kenden was ineens ver weg en ze hadden geen idee hoe lang dat zou gaan duren. Nu is ‘corona’ onderdeel van het dagelijks leven geworden en merk je dat jongeren het echt zien als tijdelijk ongemak: er komt een moment dat het voorbij is. De insteek toen was: wat is er allemaal aan de hand? De insteek nu is: we zingen het wel uit.”

“Belangrijk is zonder meer dat de scholen na de zomer niet zijn dichtgegaan en dat de sportclubs zijn opengebleven. Als de coronatijd íets heeft uitgewezen, dan is het dat die structuur misschien nog wel veel belangrijker voor de jeugd is dan we dachten. Het zijn ankerpuntjes in het dagelijks leven. Als die wegvallen, dan ontstaat een vacuüm waarin ze slecht gedijen. Ze missen het houvast dat ze zijn gewend. En thuis kun je dat niet allemaal ondervangen.”

“Wat meespeelt, is dat jongeren nog volop bezig zijn met het ontwikkelen van sociale vaardigheden en hun gevoel voor identiteit. School is daarin belangrijk, sport, het buurthuis, het jongerencentrum, de tienerdisco, noem maar op. Door het daadwerkelijk samenkomen, maar ook door het gevóel van samenkomen. De aanloop is vaak net zo belangrijk als de gebeurtenis of het feestje zelf. Meisjes die naar de tienerdisco komen, zijn vaak dagen van tevoren al bezig met wat ze aantrekken en het overleggen daarover met vriendinnen. Dat is allemaal heel belangrijk voor ze.”

“In Enkhuizen run ik samen met collega’s het Tienerhonk voor kinderen tot en met twaalf jaar en Cayen voor de jeugd vanaf dertien jaar overdag en vanaf vijftien jaar ’s avonds. Het Tienerhonk hebben we na de laatste aanscherping opengehouden. Het voorziet echt in een behoefte, een half uur voor we opengaan, staan ze soms al voor de deur. Thuis gebeurt er veel, soms is het er ook druk. Dan is het lekker voor ze om even weg te zijn. We verwachten hier niets van ze. Ze kunnen lekker zitten, chillen, kletsen, wat ze maar willen. We geven ze die ruimte.”

“Als jongerenwerkers organiseren we activiteiten, hebben we een signaalfunctie en zijn we soms ook een spreekbuis als de jeugd de weg zelf niet weet. Ik heb bijvoorbeeld geholpen om een verzoek om nieuw asfalt op het skate-eiland in Enkhuizen aan te brengen bij de gemeente op de juiste plek te krijgen. Met sommige kinderen bellen we om de zoveel tijd, met andere lopen we soms gewoon een rondje. We hebben een vertrouwensband, die we koesteren. In dat verband hebben we in een vroeg stadium al uitgesproken dat wij als jongerenwerkers geen handhavers zijn. Natuurlijk kijken we echt niet alleen toe als we op straat zien dat ze zich niet aan de regels houden, maar dat is echt om ze te informeren en daar zit op geen enkele manier een sanctie aan vast. Die kunnen we niet opleggen en dat zou ik ook helemaal niet willen. Het past niet bij onze rol en positie.”