“Mijn vorige echtgenoot en ik zijn in 2011 uit elkaar gegaan. Vier jaar geleden overleed hij. Onze kinderen – inmiddels 27 en 22 jaar – zijn sindsdien bang dat ze ook mij verliezen. De corona-uitbraak heeft die angst onmiskenbaar blootgelegd. Ze zijn voortdurend heel bezorgd. ‘Mam, pas je op? Ik ben bang dat je besmet raakt’. Ik kan me dat goed voorstellen. Ondanks hun leeftijd zijn ze er nog niet aan toe zonder ouders door het leven te moeten. Het is voor mij de ultieme drijfveer me waar mogelijk aan de coronamaatregelen te houden.”

“Ik behoor op papier niet tot een risicogroep en ik voel me kerngezond. Maar ik ben opgegroeid in Beverwijk, onder de rook van de toenmalige Hoogovens. In mijn kindertijd glinsterden onze ramen van de roetdeeltjes. Op mijn achttiende verruilden we die voor de cacao- en linoleumdampen in de Zaanstreek. Ik woon pas een half jaar hier. Ik heb geen idee of al die omstandigheden van vroeger invloed kunnen hebben. Maar je hoort de meest bizarre verhalen over supergezonde mensen, die door corona letterlijk doodziek worden en zomaar op de IC belanden. ‘Waarom zij wel en ik niet?’, denk ik dan. Dus ik pas enorm op.”

“Thuis zijn we heel strikt. Van onze gezamenlijke vier kinderen wonen er drie – met aanhang - buiten de deur. Die zien we bijna niet en alleen op afspraak. Ik heb een dochter in de beveiliging, een zoon die thuiswerkt, een schoondochter in de zorg, een schoonzoon met een eigen bedrijf, een bonuszoon die in een garage werkt en een bonusdochter die nog bij ons thuis woont. Ik wil niets liever dan mijn kinderen vasthouden en knuffelen, maar het kan niet. Toen we ruim een half jaar geleden naar onze huidige woning verhuisden, was het mijn droom met Kerst iedereen aan een grote tafel te hebben, inclusief oma. Dat is niet gebeurd. We hebben het wel gevierd, met alle kinderen en met oma, maar met inachtneming van anderhalve meter afstand en verspreid over drie dagen.”

“In ons dagelijks leven thuis proberen we van corona niet voortdurend een groot ding te maken, maar het speelt vaak wel een rol. Mijn schoonmoeder is midden in coronatijd geopereerd en haar hebben we daarna in huis genomen en verzorgd om het zo veilig mogelijk te houden. Als de kinderen willen langskomen, dan kan dat alleen op afspraak. Mijn man is gewend de wereld over te reizen, maar werkt nu al maanden thuis. Voor mij geldt dat laatste ook, zij het deels. Ook op mijn werk – we zijn een school voor kwetsbare kinderen en zij krijgen een deel van de week nog gewoon les - zijn alle overleggen digitaal en gebeurt alles strikt volgens de regels. Soms botst dat met de opvattingen van ouders, maar daar gaan we zo zorgvuldig mogelijk mee om. Als zij het onzin vinden dat hun kind een mondkapje moet dragen, proberen we ze uit te leggen waarom wij dat geen onzin vinden.”

“Ik kan boos worden als ik zie hoe laconiek mensen met de situatie kunnen omgaan. Dan denk ik: hoe moeilijk kan het nou zijn om je gewoon aan de regels te houden? Hebben ze niet gezien hoeveel leed dit virus inmiddels heeft aangericht? Ik ken mensen die geen afscheid hebben kunnen nemen van hun vader of moeder. Mensen die zelf ziek zijn geweest en van moeheid nog steeds niets kunnen. Ik kom van origine uit de zorg en als ik van oud-collega’s hoor wat zij vandaag de dag nog steeds meemaken, dan denk ik: wat moet er gebeuren om de mensen die zich nu nergens iets van aantrekken tot inkeer te laten komen?”

“Een bron van ergernis in dit verband zijn voor mij de supermarkten. Ik ken er in de wijde omgeving niet één die bijvoorbeeld vaste looproutes heeft aangebracht of buiten openingstijden de vakken laat vullen. Wat ik wel zie, is dat ze vrijwel alles aan de klant overlaten. Ik begrijp dat niet. Op een gemiddelde zaterdag zie je mensen kriskras door overbevolkte winkels lopen en ontstaan steeds situaties waarin anderhalve meter afstand houden niet goed mogelijk is. Dat zou anders moeten. Op deze manier zijn het potentiële besmettingshaarden. Dat zouden we met z’n allen niet moeten willen.”