“Ik heb het grootste deel van mijn werkende leven doorgebracht in de horeca en het bedrijfsleven. Een paar jaar geleden besloot ik dat het mooi was geweest. Ik had het naar mijn zin, maar wilde werk met meer betekenis doen. Niet veel later zaten we in een wereldwijde pandemie. De rest is geschiedenis.”Via een uitzendbureau ging ze bij de GGD aan de slag als dagcoördinator – een functie waarin ze zich als een vis in het water voelde. “Alles was nieuw, alle bladzijden moesten nog worden geschreven. Het was ook een enge tijd – zeker in het begin – maar ik vond het mooi om in die crisis werk met maatschappelijke relevantie te kunnen doen.

Barbara Berkhout
Barbara Berkhout

Inhoudelijk heel interessant. En leerzaam. We waren een wiel aan het uitvinden dat toch een beetje het draaiboek voor de toekomst is geworden.”

Bijzondere ervaring

Met het gestaag wegebben van de coronacrisis keek ze al voorzichtig om zich heen toen de oorlog in Oekraïne losbarstte. “Op het moment dat de vluchtelingenstroom op gang kwam en bleek dat wij hier mensen gingen opvangen, heb ik gesolliciteerd en kon ik bij de doorstroomlocatie in Alkmaar aan de slag. Dat was in maart. Het liep daar prima, met steeds relatief kleine groepen. Toen kregen we de week voor Koningsdag ineens het verzoek er tijdelijk 140 asielzoekers op te vangen.”

Ze noemt het “een bijzondere ervaring, alsof ik van het ene op het andere moment in een andere wereld stapte. Plotseling hadden we te maken met een grote groep moslimmensen. Het was bovendien ramadan, het eerste wat we moesten inregelen was een gebedsruimte. Maar daar hadden we tot dat moment geen seconde bij stilgestaan, daar hadden we ook helemaal geen tijd voor gehad. En iedereen wilde eten, maar we hadden enkel negen magnetrons en wat bakjes met kleine maaltijden.”

Schakelen

Het was schakelen – in alle opzichten. “We hadden in eerste instantie veel mensen uit Eritrea. Wat wij normaal vinden, dat gaat er bij hen niet in. Die hadden bij wijze van spreken nog nooit een toilet gezien. Dat ze water uit de kraan kunnen drinken vinden ze nu nog heel raar. Als we een koelkast vulden, was alles meteen weg. Hamsteren, hamsteren, hamsteren. De kinderen verzamelden alles.”

Tegelijkertijd waren en zijn er de – vaak diepe - trauma’s. “In Alkmaar zit naast de opvang aan de Olympiaweg een grote parkeerplaats. Daar stonden jongeren ’s avonds stoer te doen met hun auto’s, lieten ze die uitlaten knallen. Daar zijn we snel op af gegaan, zo van: ‘Jongens, prachtig, maar we hebben hier doodsbange mensen met oorlogstrauma’s zitten.’ Binnen hadden de meesten zich ondertussen verschanst. Pure angst. Hetzelfde gebeurde de eerste keer bij de maandelijkse proef met de sirenes op de eerste maandag van de maand. Mensen doken gewoon weg onder tafels en achter banken.”

Berusting

In de Bergense crisisnoodopvang – twee grote tenten op een sportcomplex, met daartussen de sanitaire voorzieningen – bivakkeren gemiddeld zo’n 175 vluchtelingen. “Momenteel zijn het hoofdzakelijk Syrische mensen, met daarnaast kleinere groepen uit Eritrea en Afghanistan. Het gaat met name om gezinnen die wachten op hereniging en een woning. Om die groep hebben we ook gevraagd, die hebben we het liefste. In april boden we onderdak aan 26 nationaliteiten. Dat was te veel. Het kan ook botsen.”

De grootste uitdaging nu is het tegengaan van de verveling, zegt ze. “Velen zitten hier langere tijd, sommigen al drie maanden. Bij een deel zie je berusting. Zij maken er het beste van. Maar voor een andere groep merk je echt dat het wachten te lang begint te duren. Het gaat niet snel genoeg. Daarnaast vreet de onzekerheid aan ze. We zien dat en helpen volop afleiding te creëren. Onze vrijwilligers zijn daar ongekend belangrijk én waardevol in. We organiseren van alles, van creatieve middagen tot fietslessen tot uitstapjes. Voor de kleintjes en kinderen hebben we een kleuterschool en onderwijs, sport en spel nu in de steigers staan. Wij kunnen aan die wachttijd niets veranderen, dat ligt echt bij het COA en het Rijk. Maar we doen wel ons best het verblijf hier zoveel mogelijk op te leuken.”

Een band opgebouwd

Met sommigen heeft ze – onvermijdelijk, zegt ze – een band opgebouwd, zeker met mensen die er al lange tijd zitten. “Je probeert afstand te houden, maar op een gegeven moment kom je elkaar zo vaak tegen dat dat niet meer gaat. Afscheid nemen kan emotioneel zijn, ook doordat dat soms heel plotseling gaat. Er kan zomaar bericht komen dat er een plek in een asielzoekerscentrum vrij is. Niemand weet hoelang het verblijf hier duurt.”

In de opvang zelf zijn de verhoudingen goed, zegt ze. “We hebben geen last van onrust of incidenten. Er is wel eens wat, maar niet noemenswaardig. Dat neemt niet weg dat de situatie verre van ideaal is. Deze mensen hebben maar heel weinig privé en willen net als iedereen een eigen leven. Wij kunnen het hen niet geven, maar gelukkig zien en voelen ze dat we alles op alles zetten om het hen naar de zin te maken. De dankbaarheid bij het vertrek is altijd enorm.”