Wat voor opvang verzorgen jullie?

Wilma: “Wij vangen vluchtelingen op in de woning van mijn overleden moeder. Onze zoon Bart heeft via facebook contact gezocht met ‘Nederland helpt Oekraïne’. Dat was wel spannend, want we kenden de organisatie natuurlijk niet. We vroegen ons in eerste instantie af of ze misschien iets te maken hadden met mensenhandel, maar nadat we contact hadden gehad met een tuinder die ook mensen op die manier heeft opgevangen en een gesprek met de organisatie zelf voelde het vertrouwd.

Wilma en Siem vangen oekrainse vluchtelingen op
Wilma en Siem

Begin april zijn er acht mensen gekomen. Het waren vrouwen en kinderen die elkaar ontmoet hebben in de sporthal in Warschau, waar ze veertien dagen hebben gezeten. Twee dames van deze groep hadden allebei kinderen van 14 en 8 jaar en zijn gevlucht vanuit een schuilkelder in een school die gebombardeerd is. Niet iedereen die daar zat heeft het overleefd. Vanuit Warschau zijn ze hier met de bus naartoe gekomen. Er is uiteindelijk ook een vriendin van een van de vrouwen naar ons toe gekomen vanuit Kiev. Die had gewerkt in een gaarkeuken voor soldaten en vluchtelingen en zat er helemaal doorheen. Deze drie vrouwen zijn teruggegaan naar Kiev. Ze proberen daar het leven weer op te pakken, omdat ze hier heel veel heimwee hadden. Hoewel het gewone leven in Kiev nu wel heel anders is, want het luchtalarm gaat bijna elke dag af. We worden emotioneel als we het over hen hebben, want dit contact raak je je leven niet meer kwijt. Het gaat nu best goed met ze. Een ander deel is inmiddels doorgereisd naar Engeland. Zij hebben hier drie weken gezeten tot hun visum voor Engeland rond was. Het contact met hen is nog steeds geweldig.”

Hoe reageerde jullie omgeving op jullie opvang?

Wilma: “Toen bekend werd dat we vluchtelingen wilden opvangen was het mooi dat er vanuit het dorp zoveel steun en hulp kwam. Een vriendin en een buurvrouw boden hulp om alles in orde te maken. Hoewel het huis al goed was ingericht, kwamen er nog spullen vanuit alle kanten. Er werd ook gevraagd of er boodschappen gedaan konden worden. Toen de mensen er eenmaal waren, kwamen er zelfs ook fietsen, binnen een uur na een oproep kon ik een fietsenwinkel beginnen. Dat geldt ook voor kleding, daar waren de vluchtelingen heel blij mee. De dames kregen ook eten aangeboden en wij kregen een anonieme gift. Het is heel mooi, heel saamhorig.

Wat we wel hebben gemerkt is dat het trotse mensen zijn. Ze willen niet afhankelijk zijn. Het is moeilijk voor ze als ze niet zelfstandig zijn, bijvoorbeeld als wij iets voor ze willen betalen. Hoewel ze heel erg dankbaar zijn willen ze dat liever niet. Ze willen ook graag werken, wat hier gelukkig goed kon in de pioenen.”

Zijn er ook nadelen aan verbonden?

Wilma: “Na de eerste groep van acht mensen hebben we twee vrouwen opgevangen. Zij zijn gekomen via de organisatie die ze ophaalt bij de sporthal uit Warschau. Ze wilden komen als we een bed en werk hadden. Dat hadden we beschikbaar vanaf begin mei. Tegen deze dames hebben we gezegd dat ze tot half augustus mogen blijven. Wij willen graag bieden wat mogelijk is. Nu ervaren we dat zij misschien meer economische vluchtelingen zijn. Ze zijn heel zelfstandig, waardoor we ook minder contact met ze hebben dan met de eerste groep. Hun kinderen zijn daar gebleven, ze wonen in een buitenstad van Kiev. We weten niet precies hoeveel kinderen het zijn en hoe oud ze zijn. Je hoort af en toe weer een stukje.

We kregen op een gegeven moment een appje van iemand met de vraag of de zoon van een van de vrouwen via Turkije ook naar ons huis kon komen, omdat ze niet wil dat hij het leger in gaat. Wij wisten niet dat ze daar nog een zoon had. Ze zijn best wel gesloten en delen niet veel met ons. We hebben ze toen verwezen naar de gemeente, omdat het wel beheersbaar moet blijven. Nu is ze zelf ook naar de gemeentelijke opvang gegaan. Het zijn vrije mensen, als het niet bevalt, dan reizen ze weer door.”

Wat verwachten jullie van de toekomst?

Wilma: “De gemeente steunt daar heel goed bij. We hebben via de mail steeds contact gehouden met de gemeente. Ook werden we iedere veertien dagen gebeld door een vrijwilliger om te vragen hoe het ging. Als we een probleem hadden, werden we meteen gebeld door de gemeente zelf. Dat is heel goed geregeld.

We kunnen wel zeggen dat het opvangen van vluchtelingen ons leven heeft verrijkt. Als de vluchtelingen straks in de gemeentelijke opvang zitten, willen we het huis echter weer inrichten voor familie. Maar het is wel zo dat als de nood hoog is we het huis weer beschikbaar stellen. Wel willen we het contact dan via de gemeente of via de organisatie willen laten lopen. Dat is prettiger.”